‘Mag ik dat zeggen, ja dat mag ik zeggen’, ik weet niet of men de persoon achter deze uitspraak nog kent, noch zijn Noorse trui, maar in de jaren negentig en het begin van de zeroes (of nulde jaren?) was dit een uitspraak die regelmatig door Mart Smeets werd gebezigd als hij sportcommentaar gaf op wielrennen of schaatsen.
Inmiddels schijnt hij de uitspraak in de prullenbak te hebben gegooid, samen met zijn truien, om de simpele reden dat cabaretiers de spot met hem dreven. Zogezegd mogen zij van Mart schijnbaar niks zeggen over het gezegde, terwijl hij dat zelf wel mag. Daar kan ik nou echt van genieten.
Naar aanleiding van de ophef rondom Pim Lammers, die het Kinderboekenweek-geschenk zou schrijven, maar werd gelyncht vanwege zijn korte verhaal ‘Trainer’ en de vermeende verheerlijking van pedofilie door zolderkamerayatollahs (niet mijn woorden, maar die van Pieter Derks), Kim Feenstra, Moniek Smit en andere tiertoetsenborders (wel mijn woorden), had ik een gesprek met studenten over de literatuur en of je alles mag zeggen wat je wil. Gaat de literaire vrijheid boven alles? Hoe zit het met de intenties van de schrijver en kunnen we daar wel achter komen? Hebben lezers niet soms gewoon ook te lange tenen? Zouden we moeten werken aan verbeeldingskracht en inzicht in wat fictie is? Wat is de taak van het onderwijs hierin?
We besloten gezamenlijk het korte verhaal te lezen en we kwamen er allereerst achter dat veel zinnen uit dit verhaal, die zonder context in de media verschenen, uit hun verband gerukt waren. We waren het er over eens dat dit verhaal goed geschreven is, en dat het een genuanceerd beeld geeft over iets dat heel complex is. Een illustratie van de kracht van fictie in relatie tot de verbeelding en daarmee een argument voor literaire vrijheid, maar gaat die boven alles?
Vrijheid van meningsuiting
Een van de studenten wees mij op een prachtig interview over vrijheid van meningsuiting en het recht om te schrijven wat je wil. (Waar overigens onder het genot van een sigaret nog rustig een punt uiteengezet wordt, heel mindful om naar te kijken.) Grofweg zou je de kampen als volgt in kunnen delen: degenen die categorisch vinden dat je nooit concessies zou mogen doen aan de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, ook niet als er druk ontstaat vanuit de publieke opinie of (religieuze) groepen en groeperingen. Tegenstanders van deze zienswijze kijken meer naar de gevolgen. Wat zou je in alle redelijkheid kunnen opschrijven zonder dat mensen erdoor geprovoceerd raken? Het is volgens hen dus belangrijk om de ander niet te schaden.
Als columnist kan ik in theorie schrijven wat ik wil, natuurlijk nooit vanuit de intentie om anderen te schaden. Maar hoe kan ik eigenlijk van tevoren weten waarmee ik lezers schaad en ligt (zelf)censuur dan niet op de loer? Voor de zekerheid laat ik een column over sensitiviteitslezers voor de Bijbel maar achterwege. Vrij naar John Stuart Mill mag mijn pen geen zwaard zijn voor de ander. Oftewel vrijheid mag alleen beperkt worden als deze anderen schaadt. Maar hoe bepaal je wanneer er sprake is van schade en wie bepaalt dat?
Een mens kan zo bezien niet gedwongen worden tot iets omdat het beter voor hem zou zijn of hem gelukkiger zou maken in de ogen van anderen. Bijvoorbeeld het wel of niet drinken van alcohol of het werken van 50-urige werkweken. Want wie bepaalt wat wijs of juist is? Hoogstens kan er een discussie zijn maar er mag nooit sprake zijn van dwang, aldus Mill.
Zo krijgt zero tolerance wat mij betreft een heel andere lading. Mag ik dat zeggen? Ik hoop van wel.
Gerelateerde artikelen
Zomervakantie!
SaxNow houdt de komende weken zomervakantie. We zien jullie weer tijdens de INTRO, van 26 tot en met 28 augustus. Dan zijn we terug met verse verhalen, fijne video, achtergrond en interviews. Tot dan!
Netwerk ‘Werken met een beperking’; “Betrek ons meer bij ontwikkelingen en besluiten”
Als het gaat om inclusie van medewerkers met een beperking kan er op Saxion best wat beter. Die indruk blijft hangen na een medewerkersbijeenkomst voor collega’s met een beperking, waar SaxNow op uitnodiging mocht meekijken. Volgens deze medewerkers wordt vaak pas aan hen gedacht als ze zelf aan de bel trekken. “Op een gegeven moment hoop je dat het andersom wordt.”
Student werktuigbouwkunde verliest zaak rond onvoldoende voor afstuderen: ‘geen twijfels over onafhankelijkheid of deskundigheid’
Al langer dan een jaar is er gedoe rond het afstuderen van een hoogbegaafde student werktuigbouwkunde. Nu oordeelt het College van Beroep voor de Examens (Cobex) dat de examencommissie van LED zorgvuldig handelde bij zijn beoordeling. De onvoldoende die de student kreeg blijft daarom staan. Volgens het Cobex is er bovendien geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid of onafhankelijkheid van zijn begeleider.