Ben Boksebeld (3).jpg

“Samenleven begint met elkaar begrijpen, en daar moeite voor doen”

Ben Boksebeld (60) is docent-onderzoeker Social Work. Als kind zag hij aanmaningen en ‘In naam der koningin’-brieven op de mat vallen, maar hij kreeg alle kansen om zich te ontplooien. Hij maakte van armoede en schulden het centrale thema in zijn werk en in zijn onderzoek.

1. Onbekend maakt onbemind
“Ik heb mijn hart verpand aan de Hengelose Es. Dat was zeker in de jaren ’80 van de vorige eeuw een probleemwijk in Hengelo. Daar kwam ik in 1984 te werken, nadat ik er al stage had gelopen tijdens mijn sociaal werk-opleiding bij de toenmalige Katholieke Sociale Academie, een verre voorloper van Saxion. De wijk is nu netjes, maar dat was toen wel anders. Men wilde een wijkpost in de Es, en mijn stagebegeleider ging die kar trekken. Maar in feite was zij jongste bediende, een erg begeerlijke post was het niet. In die tijd was het sociaal werk therapeutisch georiënteerd en deze wijk kende vooral armoedeproblematiek. Ze belde me op en zei: ‘Ik begrijp dat je militaire dienst gaat weigeren. Laten wij nu plek hebben voor een dienstweigeraar.’

Ik werd verliefd op de wijk. Je komt in een andere wereld, met andere mores. Mijn eerste klant was een voluptueuze prostituee. ‘Mijn pooier mishandelt mij’, zei ze. ‘Kijk dan, hij drukt zijn peuken uit op mijn tieten’ – en trok haar top omlaag. Ik wist meteen, hier zit ik op mijn plek. Want weet je, zo’n wijk, die bestaat uit een heel palet aan mensen. Maar bijna iedereen heeft het hart op de goede plek. Juist in dit soort wijken, zie je betrokkenheid van de bewoners. Ze willen er iets van maken.”

De Balans

In deze serie maakt SaxNow met verschillende Saxionners de tussenstand op. Wat heeft het leven en werk gebracht, wat zijn hun passies en twijfels? En welke levenslessen trekken ze daaruit?

2. Oordeel niet te snel over een ander

“Gerard is zo’n man in de wijk. Ik spreek hem nog steeds, een betaalde baan heeft ‘ie zover ik weet nooit gehad, maar voor de wijk is hij goud waard. Ik noem hem het nieuwsblad van de Es, omdat hij veel weet én alles doorvertelt. Gerard heeft een groot hart voor de wijk, doet er alles voor. Zo organiseert hij een jaarlijks uitje voor kinderen die nooit op vakantie gaan. Hij belt de Rotary, neemt contact op met de burgemeester. Hij krijg het voor elkaar.

Een tijdje geleden liep ik hem weer tegen het lijf. ‘Door al dat gezeur rond zwarte piet, roetveegpiet en regenboogpiet heb ik er helemaal geen zin meer in’, zei hij. Gerard is het zat om altijd veroordeeld te worden, heeft het gevoel dat hem en zijn mensen weer iets wordt afgenomen. Ik snap dat wel. Vanuit zijn standpunt krijgen de schreeuwers die nauwelijks iets bijdragen aan de samenleving het morele gelijk. En hij, die al 25 jaar de intocht in de Hengelose Es organiseert, is een racist. Dat is óók buitensluiten van mensen. Mijn vrouw is Indische, ik heb zelf kinderen van kleur. Dus begrijp me goed, ik sta ver af van het PVV-standpunt. Maar elkaar begrijpen en daar moeite voor doen, daar begint het mee.”

3. Geld en status bepalen niet wie je bent

“Ik groeide op in Vasse, Noordoost-Twente. Ik was de oudste van vijf kinderen, mijn vader was een echt keuterboertje. In die tijd waren sociale grenzen nog duidelijk, je wist waar je stond – en bij ons was dat niet erg hoog op de sociale ladder. Daar werd je subtiel op geattendeerd: bijvoorbeeld toen bleek dat alle kinderen een prima stel hersenen hadden: drie van ons naar het gymnasium, twee naar de havo. Een van de grotere boeren liet zich onverhuld ontvallen dat wij het hoog in onze bol hadden.

Mijn vader had mestvarkens. Op een slecht moment brak er een ziekte uit, waardoor hij ze moest ruimen, en totaal opnieuw moest beginnen. In die tijd kwamen er brieven: in naam der Koningin. Mijn ouders maakten geen geheim wat er aan de hand was. ‘Deze is voor de boekhouder’, zei mijn vader dan. Wat ik zo bewonder aan mijn ouders: die brieven en de schulden trokken geen zware wissel op ons. Het was een liefdevol gezin, waarin wij alle kansen kregen. Ik ging naar voetbal en mijn vader stond langs de lijn. Dat je dat onder zulke stress kunt opbrengen, daar heb ik bewondering voor.

Mijn moeder stimuleerde haar kinderen om zich te ontplooien. Zelf kon ze niet studeren, ze moest thuis blijven om mee te helpen in de huishouding en het bedrijf. Dat heeft haar altijd dwars gezeten. Maar ze verzuurde niet. Ik denk dat een belangrijk doel van haar was dat haar kinderen niet in die situatie zouden komen. Toen de studie geschiedenis in Groningen mij totaal niet beviel, twijfelde ik. Kan ik er wel de brui aan geven, terwijl ik weet hoezeer mijn moeder dit wil en hoeveel mijn ouders ervoor over hebben?

Ik ging naar de Katholieke Sociale Academie om sociaal werk te studeren. Meer praktisch – dat beviel me goed. Nog steeds trouwens. Maar kon ik dat wel maken: naar het hbo, terwijl ik de universiteit gemakkelijk aankon? Ik ben nu trouwens bezig met een PhD aan de Universiteit Twente, al heel wat jaar. Schrijf maar op dat ik daar mee bezig ben, anders worden sommige mensen maar ongerust.”

Ben Boksebeld (2).jpg

Foto: Cees Elzenga/hetoog.nl

4. Ga op in je werk, maar ga er niet in onder

“Ik werkte altijd veel, omdat ik de verbinding tussen praktijk en theorie leuk vind. Eigenlijk ben ik per toeval bij de Hogeschool Enschede binnengekomen begin jaren ’90 van de vorige eeuw. Als maatschappelijk werker had ik een stagiaire en die kreeg geen begeleiding vanuit school. Dat wilde ik wel op me nemen omdat ik de opleiding tot supervisor had gevolgd. Bij de hogeschool heb ik vervolgens twee jaar lessen gegeven over schuldhulpverlening, naast mijn fulltime baan. Later kwam ik vast in dienst.

In 1995 kreeg de opleiding maatschappelijk werk een gele kaart van de accreditatiecommissie. Er moesten per direct verbeterpunten doorgevoerd worden en het hele curriculum moest het jaar erop op de schop. Het CvB koos om drie jonge docenten aan die klus te zetten, waar ik er één van was. Onder begeleiding van de inspirerende Wim Slingerland, directeur van de verpleegkunde-opleiding, gingen we aan de slag. We zaten onder zo’n tijdsdruk, ik sliep niet langer dan 3 uur. In die tijd overleed een goede vriendin. Ik zat op school en zag ineens: ik ben te laat voor de begrafenis. Toen besloot ik dat zo hard werken niets waard kan zijn. En gewoon ongezond is. Het programma hebben we opgeleverd, maar die les zal ik nooit vergeten.”

5. Buigen, maar niet barsten

“Als sociaal werker moet je een beetje flexibel zijn. Dat is soms best lastig. Toen ik net van school kwam en begon te werken, dacht ik: wat heb ik al die tijd gedaan? De theorie leek compleet losgezongen van de praktijk. Want op straat kom je de echte mensen tegen, met hun unieke problemen. Pas later, toen ik zelf onderwijs ging geven, zag ik dat de theorie je wel degelijk een onderbouwing voor de praktijk geeft.

Je maakt vreemde dingen mee, zoals die pooier. Ik zat een keer bij een andere cliënt en daar kwam hij ineens binnen. De man liep intimiderend achter mijn stoel langs. Dat zijn spannende momenten. En je krijgt verzoeken, omdat je een band opbouwt met mensen. ‘Wil je deze brief aan de gemeente schrijven?’ Daar moet je voorzichtig mee zijn. Toen ik een relatie kreeg met mijn vrouw, merkte ik dat ook wel. Mensen uit de Indische gemeenschap vroegen mij gunsten, die ik professioneel moest weigeren. Ondertussen weet je dat je schoonouders daar op aangekeken zullen worden.”

6. Weet wat je houvast geeft, maar pas op voor dogmatisme

“Ik kom uit een goed katholiek gezin. In Vasse gingen we zondags naar de kerk en zegden een gebed voor het eten. Daar ben ik nu minder streng in, maar het geloof speelt nog steeds een belangrijke rol in mijn leven. Hoe zich dat uit? Het is niet zo dat ik geloof in een grijze man op een wolk, maar de gemeenschapszin spreekt me aan. En er zijn momenten in het leven dat je voelt: ik sta er niet alleen voor. Sinds een paar maanden ben ik bestuursvoorzitter van de Parochiële Caritasinstelling. Daarin kan ik het geloof combineren met maatschappelijk werk.

Ik herken me in de spiritualiteit van Herman Finkers, die zegt dat katholiek zijn geen keuze is maar een geaardheid. Je bent niet de hele dag bezig met vat krijgen op het ongrijpbare, maar soms word je overweldigd door het mysterie – dat is voor mij het geloof. En ik word geraakt door mensen die vanuit het geloof goede dingen doen, zoals mijn familielid die een leven lang op Haïti woonde en tussen de allerarmste werkte. Dat wonder zie ik ook bij mij in de straat: hele gewone mensen, die kleine goede dingen doen vanuit een diep doorleefd geloof. Niet roddelen, anderen helpen, positief zijn. Dat onbaatzuchtige heeft mij een religieuze component en is iets om naar te streven, ook al lukt het mij vaker niet dan wel. Het is als in het verhaal over de profeet Elia. Hij ervaart God niet in de storm, aardbeving en vuur, maar pas in de zachte bries.

De kerk heeft het afgelopen decennium een enorme lading kritiek over zich gekregen. En terecht ook. Maar ik vind niet dat je het kind met het badwater weg moet gooien. Ik gaf eerder het vak ‘Geschiedenis van sociaal werk’, en dan kun je gewoonweg niet om de kerk heen. Daar is sociaal werk begonnen. Ik schrok, toen een studente na afloop een keer zei: ‘Meneer, u bent de enige docent die positief praat over het christendom.’ Dat was haar beleving, maar ze gaf een belangrijk signaal. We lijken karikaturen van elkaar te maken, waarbij we gelovigen worden neergezet als mensen die de trein naar de éénentwintigste eeuw misten. In het sociaal werk is dat een probleem. Want juist daar werk je met mensen met zeer diverse achtergronden. Soms ook met gedrag dat pas begrijpelijk wordt als je ze beter leert kennen.”

7. Hoe minder we lezen, hoe minder we communiceren

“Als er één ding is waar ik me zorgen over maak, dan is het de ontlezing. De laaggeletterdheid is ontwrichtend voor de maatschappij. Mensen begrijpen brieven niet, ze onderscheiden echt nieuws nauwelijks van onzin. De urgentie van dit probleem is enorm. Ook studenten lezen minder. Vorig jaar gaf ik een vak waar op het eind één student de verplichte literatuur had aangeschaft. Van de 48!

Bij de opleidingen bestaat de neiging om dan maar met kennisclips te gaan werken, maar daar vererger je het probleem alleen maar mee. Je komt in een neerwaartse spiraal. Want hoe kunnen mijn studenten straks een brief van de gemeente vertalen naar het B1-niveau van hun cliënten? Hoe maak je iets ingewikkelds weer simpel? Als ik studenten een tekst laat schrijven, staat die vaak vol wollige welzijnstaal en jargon.

Ik merk zelf ook dat ik, door digitalisering, steeds meer moeite heb me op een lange tekst te concentreren. Daarom print ik interessante artikelen de laatste tijd weer. Een gedrukte tekst begrijp je beter; dat blijkt ook uit onderzoek. Sociale media zijn prachtig, ik twitter en reageer er wat op los. Maar het gevaar is dat je concentratievermogen steeds minder wordt. Daar moeten we als opleiders voor waken. Goed taalbegrip is noodzakelijk om elkaar en de wereld te begrijpen.”

Ben Boksebeld (9).jpg

Foto Cees Elzenga/hetoog.nl

rik

Rik Visschedijk