ineke van oldeniel

De Balans: “Ieder mens verdient de kans om zich te ontplooien”

Ineke van Oldeniel (63), is sinds 2008 vicevoorzitter van het college van bestuur. Ze komt uit een klein buurtschap bij Deventer, in haar jeugd enkel bereikbaar via zandwegen. Als meisje en jonge vrouw hield ze zich staande in een jongens- en mannenwereld en ontdekte ze haar mogelijkheden. In De Balans deelt ze haar levenslessen.

De Balans

In deze serie maakt SaxNow met verschillende Saxionners de balans op. Wat heeft het leven en werk gebracht, wat zijn hun passies en twijfels? En welke levenslessen trekken ze daaruit?

1. Geef niet op, als je iets wil dan moet je doorzetten.
“Een meisje van buitenaf gaat naar de huishoudschool of de mavo. Dat gaf de hoofonderwijzer duidelijk te kennen. Ik kom uit Averlo, een buurschap dat met zandwegen verbonden was met het dorp Schalkhaar. Ik kwam huilend en boos thuis na die boodschap. Mijn moeder pakte de fiets naar Schalkhaar en sprak de hoofdonderwijzer aan. Ik mocht een toelating doen voor het Geert Groote College, de voorloper van het Etty Hillesum. Ik kon naar de havo.

De middelbare school was wennen en soms lastig. Ik was het eerste meisje uit de buurt, dat maakt je exotisch. En ook in Averlo voelde ik dat ze me bekeken. Is het voor een meisje niet beter om praktische dingen te leren in plaats van al die theorie? Mijn vader had een klein bouwbedrijf en we waren met vijf kinderen. In de pubertijd had ik moeite om te studeren en vooral met het plannen. Ik vond mijn draai nog niet en had geen idee wat ik moest gaan doen. Tot ik in de examentijd een test deed: Ineke kan leiding geven aan een grote organisatie, liefst met een maatschappelijk karakter. Die test heb ik altijd bewaard.

Ik ging naar de heao in Zwolle, een jongensschool met drie meisjes op honderd jongens. Daar viel de puzzel in elkaar. Ineens kon ik wél plannen en ik kwam de eerste toetsweek glanzend door. Ik denk dat ik aan mezelf iets bewees. Dat ik er mocht zijn, dat ik kwaliteiten had en niet hoefde te twijfelen. In Zwolle werd ik mijn betere versie. Het zelfvertrouwen groeide en ik durfde me meer te laten zien. De studie ging me makkelijk af, ik ging uit en maakte plezier. Ik leerde dat ik mijn lat best hoog kon leggen, en stroomde door naar de universiteit.”

2. Obstakels overwinnen is leerzaam
“Op mijn achtste bleek ik tuberculose te hebben. Ik ging een jaar naar een sanatorium in Nijmegen met mijn broertje en opa. Dat was in die tijd mijlenver van Averlo. Voor veel mensen geen fijne plek, maar daar redde ik me prima. Ik zorgde dat ik vaak klusjes kreeg en had daardoor bewegingsruimte. Dat meisje zit, hoop ik, nog steeds in me. Daarom hoef ik, als ik straks klaar ben bij Saxion, niet tegen het pensioen op te kijken. Ik verzin wel iets. Of het nu mijn hobby’s golfen, tuinontwerp en tuinieren is, of bijvoorbeeld een toezichtfunctie. Je weet niet wat op je pad komt. En als iets zich aandient, dan kun je een kans grijpen of laten liggen.

Die instelling van de achtjarige Ineke, gun ik onze studenten ook. Het is niet makkelijk voor ze, deze coronatijd en de focus op succesvol studeren. Maar kansen, daar ben ik van overtuigd, blijven er komen. Je zit op de hogeschool om jezelf te ontdekken. Die ruimte moet je nemen. Dat is lang niet altijd gemakkelijk, maar wel belangrijk.”

“Rond mijn 37ste werd ik directeur studiefinanciering bij DUO, de voorloper van de IB-groep. Na een poosje sprak mijn hoofddirecteur me aan. Hij vond me te bescheiden en zei dat ik in mijn gedrag moest laten zien dat ik een bijzonder verantwoordelijke functie had. Daar overwon ik mijn provinciale bescheidenheid.”

3. Weet wat je kunt, ieder z’n verantwoordelijkheid
“Ik blijf eigenlijk altijd rustig, raak niet snel in paniek en hou het overzicht. Maar ik hoef niet zo nodig een rol op de voorgrond. Als je mijn collega’s in het college van bestuur vraagt waar ik het beste in ben, dan zeggen ze waarschijnlijk: het evenwicht bewaren tussen het proces en het resultaat. Ik ben als een vis in het water als een organisatie een stip heeft. De weg daarnaartoe, die vind ik interessant. En dan hoef je niet altijd de kortste weg te nemen. Een goed proces bestaat uit zijpaden, uit stilstaan om te reflecteren en te herijken. Soms is dat beter, omdat je weet: als we nu doorstomen, dan raak je mensen kwijt. En dat is frustrerend en a-productief.”

“Als leidinggevende wil ik ondersteunend zijn. De richting en doelen bepalen we samen. Vervolgens is de vraag wat heb je nodig hebt om die doelen te halen. Ook dat is een proces. Een doel kan gaandeweg veranderen, omdat de realiteit verandert. Dat geeft niet, als je er een goed verhaal bij hebt. Ik ben niet het type dat zaken van anderen overneemt. Ieder z’n verantwoordelijkheid, is mijn adagium.”

“Sommige leiders zijn extravert, die laten veel van zichzelf zien. Dat doe ik eigenlijk niet. Daar zit geen strategie achter. Het zou gewoon raar en a-typisch zijn. Dan zou ik een rol gaan spelen. Toen je me vroeg voor dit interview dacht ik: Laat ik het eens doen. Wat van mezelf laten zien. Ik ben nu 63 en Saxion zal mijn laatste fulltime baan zijn, en ik vind het leuk om wat levenslessen te delen met de mensen waarmee ik al zo lang werk.”

ineke van oldeniel

Foto's: Ronald Hissink

4. Zorg dat je waarde toevoegt
“Bij Saxion werk ik al sinds 2008 in het college van bestuur. Dat is lang, daar ben ik me van bewust. Vaak blijven bestuurders in het hoger onderwijs niet langer dan twee termijnen van vier jaar. Zelf werkte ik ook nooit zó lang in dezelfde functie. Maar tegelijk vind ik dat sturing geven aan een hogeschool niet een functie voor één termijn is. Je moet een gezonde mix hebben, tussen stabiliteit en verfrissing.

Ik begon samen met Wim Boomkamp, voormalig voorzitter van het CvB. Hij stopte in 2018, maar ik had nog niet het gevoel dat ik klaar was. Met Anka Mulder en later Timo Kos vormen we een complementair team. Ik vond dat ik stabiliteit en ervaring meebracht, door nog een termijn te blijven. De raad van toezicht zorgde voor de herbenoeming.”

5. Zorg goed voor jezelf
“Ik werk graag en veel, maar ben geen workaholic. Toch is dat een risico, omdat we geen kinderen hebben en ik het werk zo belangrijk vind. Maar belangrijker is om goed voor jezelf te zorgen. Dat geldt voor iedereen, maar zeker als je veel in je hoofd bent – wat in een bestuursfunctie inherent zo is. Ik heb er geen enkele moeite mee om lange dagen te maken, maar ik hou de weekeinden zoveel mogelijk vrij. Die ruimte die dat oplevert heb ik ook nodig, voor perspectief. Je moet af en toe afstand nemen en aan iets anders denken, zodat je weer fris naar de lopende zaken kunt kijken.”

6. Familie gaat boven alles
“Met mijn man Nico ben ik gelukkig. Maar, we hadden het leven graag anders gezien. Met kinderen. Die konden we niet krijgen. Dat was zeker lastig, want we wilden het graag. Als ik even stilsta ben ik dankbaar, dat we daar samen goed doorheen kwamen. Dat is niet voor iedereen weggelegd, het kan een wig drijven. Mijn moedergevoel kan ik kwijt bij mijn neefjes en nichtjes. Ik heb een fijne rol als tante. Soms komt een nichtje langs om te praten. Dan voel ik: dit is speciaal. Ze komt speciaal bij mij of Nico, om iets te bespreken.”

“Mijn vader overleed zes jaar geleden. Met mijn broers en zussen verzorgen we het graf, samen met de begraafplaats van mijn vroeg overleden zusje. Dat was belangrijk voor mijn moeder. We spraken af: dat doen we in ieder geval zolang mijn moeder leeft. Zij overleed eind maart, na een kort ziekbed. Het is natuurlijk een zware tijd. Maar ook een tijd die ons gezin weer heel dicht bij elkaar bracht. Dat is waardevol.”

"Misschien hebben we een tijd op de automatische piloot geleefd, hadden we niet altijd genoeg waardering voor wat we hebben"

Ineke van Oldeniel

7. Gelijke kansen vragen om een ongelijke aanpak
“De coronatijd leert me dat we vooral aardig voor elkaar moeten zijn, zoals Anka Mulder het mooi zei. Misschien hebben we een tijd op de automatische piloot geleefd, hebben we niet altijd genoeg waardering gehad voor wat we hebben. Nu staat die auto stil en kijken we om ons heen. Zelf merk ik dat ik meer waardering voor het vanzelfsprekende krijg. Mijn situatie is best goed, mijn werk blijft bestaan, ik hoef niet meer iedere dag de deur uit. Maar ik leef mee met mensen die zwaarder getroffen worden.

Het scheelt natuurlijk dat ik een buitenmens ben én een grote tuin heb. Normaal ga ik regelmatig naar het theater of een film, maar dat kan ik missen. Recepties, netwerkbijeenkomsten – ik heb er niets op tegen omdat je in een werkend leven als bestuurder altijd wel iemand tegen het lijft loopt. Maar mijn natuurlijke habitat is het ook weer niet. Soms zeg ik in de loop van zo’n evenement tegen Nico: kom, zullen we naar huis gaan?

Mijn hart gaat vooral uit naar jonge mensen en kinderen. Zelf kreeg ik de kans om me te ontplooien en omarmde ik de kansen. Daar had ik tijd en ruimte voor. Deze crisis treft de samenleving recht in het hart. Of je het nu het verschil tussen de werkenden of niet-werkenden noemt, of de haves of de have-nots: je ziet dat gezinnen op achterstand nóg verder achterop raken, terwijl anderen makkelijker door de crisis komen. Als mens en als bestuurder maak ik me zorgen over die tweedeling. Dat vraagstuk moeten we onder ogen komen. Gelijke kansen vragen om een ongelijke aanpak. We moeten iets extra’s en iets anders doen voor de mensen die op achterstand zijn gekomen.”

ineke van oldeniel
rik

Rik Visschedijk