Milan

De Balans: "Geef je beperkingen een plek, zodat je ermee kunt leven"

Milan Wolf (24) is tweedejaars bestuurskunde. Hij werd geboren in Taiwan, maar groeide als adoptiekind op in Enschede met zijn drie jaar jongere zusje. Milan wist lang niet waar het leven hem zou brengen, en was soms een lastige jongen. Tot een belangrijk moment in zijn leven, toen hij wist: ik word politicus. In De Balans deelt hij zijn levenslessen.

De Balans

In deze serie maakt SaxNow met verschillende Saxionners de balans op. Wat heeft het leven en werk gebracht, wat zijn hun passies en twijfels? En welke levenslessen trekken ze daaruit?

1. Behandel een ander zoals je zelf ook behandeld wil worden

“Heel lang, zeker in mijn hele middelbareschooltijd, was ik een braaf en keurig jongetje. Ik viel niet op, was ontzettend netjes, kleurde binnen de lijntjes en volgde de regels. Dat kreeg ik met de paplepel ingegoten van mijn vader, die vaak zei: ‘behandel een ander zoals je zelf ook behandeld wil worden’. In mijn rapport schreef de leraar steevast: ‘Milan, je mag best wel iets meer praten’. Als ik op die tijd terugkijk, dan was ik ook positief en sociaal, ik had altijd vriendjes.

Er is een foto van mij, als eenjarige. Als adoptiekind namen mijn ouders me mee naar de rechtbank in Zwolle, want daar konden we mijn staatsburgerschap ophalen. Op die foto ben ik naar voren gelopen, sta ik bij het hoge bureau van de rechter die me net Nederlander maakte. Ik met uitgestoken arm om hem te bedanken, de rechter helemaal voorovergebogen leunend op het bureau.

Mijn ouders – mijn adoptieouders zijn voor mij gewoon mijn ouders – wisten al vroeg dat ze graag kinderen wilden. Maar het lukte niet, er was een probleem met de eierstokken bij mijn moeder. Ze deden een heel traject, tot IVF aan toe. Uiteindelijk besloten ze voor adoptie te gaan, en dat is een heel traject, met rechtshandelingen, screeningen en ook financieel. Dus ja, je kunt zeggen dat ik en mijn zusje heel gewenst zijn. Zo voel ik dat wel.”

2. Wees voorzichtig want een beeld kan in duigen vallen

“Toen ik een jaar oud was mocht ik naar Nederland. Ja, ik zeg bewust ‘mocht’, op 24 januari 2000 kwam ik op Schiphol aan, en werd door mijn ouders opgehaald. Ik heb niet veel behoefte om die Taiwanese wortels te onderzoeken. Ik ben nog nooit naar Taiwan geweest. Bij het adoptiebureau ligt een document voor me klaar, en die kan ik sinds mijn achttiende inzien als ik dat zou willen. Daarin staan gegevens van mijn biologische moeder. Mijn biologische vader is niet in beeld.

Maar dat document laat ik daar vooralsnog mooi liggen. Voor mij is het op dit moment goed zo. Ik heb nu een onaangetast beeld over mijn biologische moeder en daarmee ook over mezelf en mijn ontwikkeling. Daar ben ik tevreden mee. Stel dat ik meer leer over mijn afkomst: dan weet ik de uitkomst niet. Het kan zijn dat het beeld negatief zou worden, dat ik meer biologische broers of zussen zou hebben. Daar moet ik dan wat mee. Nee, voor nu is het prima zo.”

milan

Foto's: Cees Elzenga / Het Oog

Mijn ouders zijn echt mijn ouders. M’n vader is timmerman, mijn moeder deed na de havo verschillende baantjes bij de bakker en de autozaak, maar altijd met het oog op het toekomstige gezin. Ik groeide op in de wijk Stadsveld in Enschede. Eigenlijk was dat heel rustig en mijn omgeving was stabiel, met waarden als respect voor elkaar en een nadruk op eerlijkheid.”

3. Bescheidenheid siert de mens, maar kom ook voor jezelf op

“Door die waarden die we belangrijk vonden, hadden we eigenlijk nooit conflict in het gezin. Dat veranderde op mijn dertiende. Mijn zusje en ik hadden er niets van gemerkt, maar het ging niet goed tussen mijn ouders. Op een moment zaten we bij elkaar, en vertelden ze ons dat ze uit elkaar zouden gaan. Dat was een van de ingrijpendste momenten in m’n leven, en de eerste keer dat ik met iets groots geconfronteerd werd.

Toen deed ik iets, waarvan ik niet had verwacht dat ik het in me had. Ik accepteerde de beslissing – want dat was het – van mijn ouders niet, en zei: jullie moeten het proberen, jullie moeten dit samen aanpakken en deze crisis doorkomen. Ja, ik denk dat ik op dat moment mijn opvoeding die ik van mijn ouders kreeg spiegelde. De waarden waarmee ik opgroeide, daarmee confronteerde ik hen. Ze bleven bij elkaar en zijn dat gelukkig nog steeds.

Dit voorval, op mijn dertiende, markeerde een omwenteling in mijn leven. Was ik altijd timide, stil en netjes – dat veranderde toen ik puber werd. En nog geen jaar later viel mijn moeder ineens in de badkamer, haar linkerkant was verlamd. Een Tia, was de diagnose. We waren al een soort van afscheid van haar aan het nemen omdat de vooruitzichten zo slecht waren. Maar een half jaar later bleek het MS te zijn, en gelukkig de milde variant. Het is heel vervelend, natuurlijk, maar ze kan er mee leven. Maar net toen mijn moeder herstelde, overleed mijn opa.”

4. Soms moet je overleven, en zijn regels niet heilig

“Ik begon op vmbo-t/havo, maar ik was niet erg in school geïnteresseerd. Met mijn beste vriend was ik vooral bezig met lol maken en we deden spelletjes: wie haalt het laagste cijfer. Ik stroomde af naar het vmbo, eerst theorie en het scheelde niet veel of ik zou naar kader gaan. Tegen mijn karakter in, ging ik naar een vakdocente beeldende kunsten, want ik stond net onvoldoende voor haar vak. Ik vroeg: kan ik iets doen om toch een voldoende te krijgen, bijvoorbeeld het lokaal opruimen? Ze vond me vriendelijk, uiteindelijk ging ze akkoord.

“De bescheidenheid die ik als kind had heb ik wel van me afgeschud, ik ben niet altijd meer meegaand en braaf. Maar ik ben ook geen rebel"

Milan Wolf

Maar op school ging het steeds minder. Het was er grimmig, er werd drugs gedeald, illegaal vuurwerk verkocht en er werd gevochten. Ik denk dat ik op een overleefstand ging: ik deed niet echt mee, maar ik sprak me ook zeker niet uit. Ik haalde kattenkwaad uit, ik denk om niet op te vallen. ‘Moet je dat echt doen’, vroeg ik eens aan iemand in de vriendengroep die ruzie aan het zoeken was. Daardoor werd het niet een knokpartij, maar bleef het bij duwen.”

5. Verleg je grenzen, daar kom je verder mee

“De bescheidenheid die ik als kind had heb ik wel van me afgeschud, ik ben niet altijd meer meegaand en braaf. Maar ik ben ook geen rebel. Ik vind het leuk om mijn idealen vorm te kunnen geven, door mee te praten en mee te denken. Ik heb mijn eigen grenzen verlegd, en soms had ik daar hulp bij. Ook door bijvoorbeeld op een podium te gaan staan en iets te vertellen. De eerste keer dat ik dat deed, was ik doodzenuwachtig. Maar ik wil gewoon iets bijdragen. D66 is voor mij de partij, omdat ze een sociale vorm van liberalisme voorstaan.”

6. Ook via omwegen kun je bij je doel komen

“Ik weet wat ik wil, en dat is voor D66 de politiek in. Dat weet ik pas sinds kort, en ik ben op verschillende plekken verkiesbaar. Op het ROC wisselde ik van opleiding en op Saxion begon ik op de Pabo. Daar leerde ik dat ik een vorm van autisme heb, toen we vanuit de studie daarmee bezig waren. Ik zette vinkje na vinkje, en dacht; ja dit heb ik dus. Na een afspraak bij de GGZ had ik de diagnose. Voor de klas gaan werken is geen optie, dertig kinderen in toom houden is slopend voor mij.

milan

Ik twijfelde wat ik zou gaan doen, tussen bedrijfskunde en bestuurskunde. Ondertussen zat ik in de medezeggenschap, zowel centraal als bij de academie. Ik merkte dat ik het voorzitterschap van de Centrale Medezeggenschap wel heel leuk vond. Tijdens een bijeenkomst vroeg ik aan Anka Mulder, de collegevoorzitter van Saxion: wat moet ik doen? Toenmalig minister Van Engelshoven, van Onderwijs, stond erbij. ‘Je vind medezeggenschap leuk? Je bent politiek actief? Dan is de keus voor bestuurskunde toch logisch’, zeiden ze. Maar ik twijfelde nog steeds. Thuis zei mijn vriendin Hanne: het is nu wel duidelijk toch’. Ik keek naar de grond en ik knikte, ja, ja.”

7. Beperkingen zijn er om mee te leren leven

“Nu ik weet dat mijn hersenen wat anders bedraad zijn, kan ik daar ook rekening mee houden. Met mijn vorm van autisme kan ik goed leven, ik moet alleen zorgen dat ik het aantal prikkels beperkt hou. Medicatie heb ik gelukkig niet nodig. Als ik terugkijk op mijn jeugd, begrijp ik mezelf beter als ik door de autisme-bril kijk. Zo had ik had altijd een beperkt aantal vrienden – maximaal vier, maar dat waren dan wel heel goede vrienden.

Naast autisme werd bij mij ‘chronische jetlag’ geconstateerd. Daardoor begint mijn biologische slaapritme rond middernacht en ben ik pas rond 1 of 2 uur ’s nachts moe. Dat is niet werkbaar en daarom neem ik dagelijks melatonine slaaptabletten.

Op deze manier laat ik me niet beperken door die aandoeningen. Dat is niet heel anders dan hoe ik omga met mijn Taiwanese afkomst: je moet het een plek geven, zodat je verder kunt in het leven. Dat is wat voor mijn in ieder geval werkt.”

rik

Rik Visschedijk