Als columnist voel ik me ergens verantwoordelijk voor het welzijn van mijn lezers, hoewel ik daar natuurlijk helemaal niks over te zeggen of controleren heb. Een lezer bepaalt toch zelf hoe deze mijn teksten interpreteert en zo hoort het ook. Er speelt ook eigenbelang. Ik wil liever niet overkomen als een zure vrucht, op al te veel lange tenen trappen, of knuppels in hoenderhokken gooien.
Daarom roep ik mezelf meestal tot de orde en schrijf ik (meestal) niet over zaken die me frustreren. Zo hebben columns over (dure) afscheidsfeestjes in tijden van bezuiniging, het volgen van baby’s en kinderen via babyfoons en trackers, Wilders, SaxEvents, managementtaal, SDG hypocrisie en intellectuele leegte het levenslicht nooit gezien. Maar het leven kan niet altijd leuk zijn en dat hoeft het ook niet.
Aan het einde van een schooljaar zullen veel docenten (medestrijders ik groet u) het fenomeen kennen; het bedolven worden onder toetsing. Groepspresentaties waar je een halfuurtje voor hebt om te kijken naar vier studenten die ‘Wij met ons groepje zijn het afgelopen jaar bezig geweest met’ van een blaadje aflezen en je niet aankijken, waarna je vervolgens een kwartiertje hebt om in een schema met zeven rubrics gevuld met wollige taal een soort van oordeel te geven over wat je zojuist hebt gezien.
Of de gesprekken waarin je lichtelijk ongemakkelijk tegenover een nog ongemakkelijker schuivende student zit die waarschijnlijk de avond van tevoren is begonnen met voorbereiden en dan toch maar iets zinnigs moet zeggen over beroepscompetenties. Daarvoor heb je natuurlijk wel eerst even in een kwartier een dertig pagina’s tellend document doorgescand om te kijken of deze student wel op gesprek kan komen (en in Brightspace alle vinkjes correct gezet).
En dan heb ik het nog niet gehad over de verslagen. Ik heb er zelf wel eens 160 nagekeken en ken een collega die zich wekenlang opsloot om in een Spartaans regime van toetsen, koffie, koffie, toetsen door dit soort zelfde aantallen heen te werken.
Hoepel om doorheen te springen
Toetsing zou volgens de onderwijskundige boekjes inzicht moeten geven in het leerproces, de kwaliteit moeten borgen en certificeren, leerbehoeften in kaart moeten brengen en het onderwijs moeten evalueren. Desondanks krijg ik steeds meer het gevoel dat het een hoepel is om doorheen te springen (‘Mevrouw is het goed als ik dit in het verslag zet’) en dat die hoepel is gemaakt door AI.
En daarmee komt voor mij de existentiële vraag wat ik nu eigenlijk de hele tijd aan het doen ben. Ik vind het namelijk demotiverend om steeds weer dezelfde lege gegenereerde AI taal te lezen, terwijl er genoeg mooie opdrachten zijn waarbij studenten uitgenodigd worden hun gedachtes in eigen gekozen woorden te vatten.
Dat is een kunst, om juist precies dat woord te kiezen dat uitdrukt wat je bedoelt (en voor mij persoonlijk de hele lol van het schrijven). Ik vind die automatisch gegenereerde taal ook gewoon lelijk, onecht en weinig creatief, maar dat kan natuurlijk aan mij liggen. Laatst vroeg ik aan een student wat we doen met de tijd die vrij komt doordat we werk uit handen kunnen geven aan AI en hoe we die tijd dan besteden. Ik kreeg daar niet echt een antwoord op.
Voor mezelf weet ik het wel: Ik beoordeel toetsen.
Rubrieken
Gerelateerde artikelen
Column: Niksdoen
Het is volgens mij weer de tijd van de gesprekscycli en managementconclaven op de hei. Ik weet niet hoe deze tegenwoordig Saxionbreed wordt vormgegeven, maar ik kan me uit het verleden nog wel herinneren dat er altijd een document ingevuld moest worden met daarin het kopje ‘Mijn toekomst bij Saxion’.
Column: Afzien
Vorige week was ik voor het eerst in mijn leven bij een uitvoering van de Matthäus-Passion. In de Grote Kerk in Zwolle mocht ik bijna drie uur achtereen plaatsnemen op een houten kerkbank. En ik ben lang de enige niet, want nergens ter wereld wordt het stuk klaarblijkelijk zo vaak uitgevoerd als in Nederland.
Column: Iets meer jij
Een wonderlijk fenomeen in het dagelijks leven vind ik toch wel dat allerlei onderdelen van de digitale werkelijkheid mij begroeten alsof ze een persoon zijn. Personificatie heet dit ook wel vanuit de taalkunde, een vorm van beeldspraak. Dit wordt vaak foutief gedaan, bijvoorbeeld als studenten opschrijven: ‘hun onderzoek laat zien dat…’, terwijl zíj natuurlijk iets laten zien door middel van hun onderzoek, maar dat is wel erg taalazijnzeikerig.